Het Plakkaat van Verlating is de bron van de Nederlandse onafhankelijkheid.
De geboorte van de republiek
Voor het eerst in de geschiedenis werd opgeschreven dat de regering het volk moet dienen.
Op 26 juli 1581 verklaarden wij ons met het Plakkaat van Verlating onafhankelijk van de Spanjaarden, die ons land vanuit Brussel bestuurden - net als tegenwoordig de EU.
Het Plakkaat markeerde het begin van onze Gouden Eeuw: toen we eenmaal onafhankelijk waren, konden we eindelijk beleid maken dat in ons eigen belang was.
Ga met Thierry Baudet mee op ontdekkingsreis
Het Plakkaat van Verlating
Op 26 juli van het jaar 1581 deden de Staten-Generaal een Plakkaat het licht zien waarin werd verklaard dat de Koning van Spanje niet langer erkend wordt als wettig vorst van de Nederlanden.
Een aantal vrienden trof elkaar in 2013 en besloot om initiatieven te ontwikkelen teneinde de bekendheid met het Plakkaat van Verlatinghe als Nederlandse onafhankelijkheidsverklaring te vergroten.
Indachtig de referentie van de Koning naar het Plakkaat van
Verlatinghe (1581) in zijn rede bij aantreden op 30 april in 2013, het
vermoeden dat die referentie bij velen niet overkwam en de merkbaar
groeiende behoefte aan integrerende elementen in de Nederlandse
samenleving als geheel heeft ons gebracht tot het idee om kennis over
het Plakkaat onder de Nederlandse bevolking te doen toenemen.
De
betekenis van het Plakkaat als geboorteakte wordt onderschat.
Het is van
belang daar iets aan te doen.
De Stichting wil daar een poging toe
wagen omdat het achterliggende gedachtegoed actuele (zelfs ook
internationale) zeggingskracht heeft.
Weliswaar komt het Plakkaat zijdelings aan de orde in de Canon van de
Nederlandse Geschiedenis, doch het heeft daarin geen prominente plaats.
De verdienste van de opstellers van het Plakkaat is dat zij het
fundamentele recht op zelfbeschikking hebben geformuleerd.
Dat recht is universeel en het Plakkaat wordt dan ook in de ons omringende samenlevingen als baanbrekend erkend. Het zou die erkenning ook in het eigen land meer dan verdienen.
Dat recht is universeel en het Plakkaat wordt dan ook in de ons omringende samenlevingen als baanbrekend erkend. Het zou die erkenning ook in het eigen land meer dan verdienen.
Verwijzing ernaar zou tot de erkenning
van de kernwaarden van de gehele samenleving kunnen behoren.
Dat werd
nog eens benadrukt door de aandacht die ook President Obama schonk aan
het Plakkaat tijdens zijn bezoek aan Nederland op 24 maart 2015.
Inmiddels heeft de Stichting op 26 juli 2018 een eerste officiële
herdenking van de ondertekening van het Plakkaat georganiseerd.
Een
initiatief dat werd ondersteund door het verschijnen van een boek over
het Plakkaat, geschreven door bestuurslid Anton van Hooff.
Een
initiatief ook dat de wind in de zeilen kreeg door de verkiezing van het
Plakkaat tot Pronkstuk van Nederland eerder dat jaar.
Stichting Nederlandse Onafhankelijkheid Nederland is jong en verdient beschermd te worden
Plakkaat van Verlatinghe in modern Nederlands
Plakkaat van Verlating / Verlatinghe
26 Juli 1581
In de Staten-Generaal
Integrale vertaling naar modern Nederlands.
De leden van de Staten-Generaal van de Verenigde Nederlanden groeten allen, die dit zullen zien of horen voorlezen, en laten weten:
Het is aan ieder bekend dat een vorst, als dienaar van God, geacht wordt zijn onderdanen te beschermen tegen alle onrecht, overlast en geweld, zoals een herder zijn schapen beschermt.
De onderdanen zijn niet door God geschapen om de vorst in alles wat hij beveelt onderdanig te zijn en hem als slaven te dienen.
De vorst regeert bij de gratie van zijn onderdanen en moet met recht en reden over hen regeren, hen beschermen en liefhebben zoals een vader zijn kinderen liefheeft en zoals een herder met hart en ziel zijn schapen beschermt.
Als een vorst zijn plichten niet nakomt, maar, in plaats van zijn onderdanen te beschermen, hen probeert te onderdrukken als slaven, dan is hij geen vorst, maar een tiran. In dat geval mogen zijn onderdanen, na beraadslaging in de Staten-Generaal, hem afzweren en een andere leider kiezen.
Dit recht hebben zij te meer als ze hun vorst niet met vreedzame middelen van zijn tirannieke neigingen hebben kunnen genezen. In dat geval hebben ze geen andere middelen om hun natuurlijke vrijheid, waarvoor men zich met hart en ziel dient in te zetten, veilig te stellen. Daar* van zijn diverse voorbeelden bekend uit andere landen en andere tijden.
In het bijzonder in ons land moeten onderdanen hun eigen vrijheid veiligstellen, aangezien zij hier altijd geregeerd zijn krachtens de eed die door de vorst bij zijn intrede wordt gezworen.
De vorst wordt ook beëdigd onder de voorwaarde dat hij uit zijn ambt wordt ontheven in geval van schending van de eed.
De koning van Spanje heeft na het overlijden van keizer Karel V de Nederlanden geërfd. Hij heeft zich niets aangetrokken van de diensten, die hem door ons zijn bewezen. Voor deze diensten heeft hij zeer loffelijke overwinningen op zijn vijand behaald, die hem in de hele wereld een grote naam hebben bezorgd. Hij heeft eveneens de vermaningen van de keizer in de wind geslagen en heeft daarentegen gehoor gegeven aan het bevel van de Spaanse Raad.
Deze Raad had niet de macht om over deze landen te regeren, zoals over de koninkrijken Napels, Sicilië en andere, die onder gezag van de koning staan; maar aangezien de meeste leden van deze Raad de rijkdom en macht van ons land kenden, stonden ze afgunstig tegenover ons en hebben ze de macht naar zich toegetrokken.
De Spaanse Raad (of enkele van de belangrijkste leden) heeft de koning verscheidene malen voor ogen gehouden dat het voor zijn reputatie en waardigheid beter is ons land te veroveren, ten einde als absoluut vorst te kunnen regeren, hetgeen betekent: onderdrukken.
Dat zou, volgens de Spaanse Raad, beter zijn dan te moeten regeren met de beperkingen die hij zich op grond van zijn eed moest opleggen. De koning heeft het bevel van de Spaanse Raad opgevolgd en heeft ons land beroofd van de onafhankelijkheid en overgeleverd aan de slavernij, onder het gezag van de Spanjaarden.
De koning heeft eerst, zogenaamd om de Hervorming terug te dringen, in de belangrijkste en machtigste steden nieuwe bisschoppen willen aanstellen; hij heeft hun de rijkste abdijen willen schenken en negen kanunniken aan hen willen toevoegen, die deel zouden uitmaken van zijn Raad en van wie er drie belast zouden worden met de inquisitie.
Door deze incorporatie zouden de bisschoppen, die zowel buitenlanders als Nederlanders mochten zijn, de belangrijkste zetels hebben ingenomen in de Staten-Generaal. Bovendien zouden ze geheel en al de koning hebben gehoorzaamd en gediend.
De Spaanse inquisitie is hier, zoals iedereen weet, altijd een verschrikking geweest. Vandaar dat de keizer deze destijds op ons verzoek heeft afgeschaft, waaruit blijkt dat hij zijn onderdanen liefhad. Diverse remonstranties, die door afzonderlijke steden en provinciën, alsook door enkele vooraanstaande heren, namelijk Montigny en Egmond (die door de hertogin van Parma, destijds regentes, op aanraden van de Raad van State en de Staten-Generaal diverse keren naar Spanje werden gezonden) mondeling werden ingediend, hebben niets geholpen.
Hoewel de koning van Spanje zelf goede hoop had gegeven dat hij hun verzoeken zou inwilligen, heeft hij kort daarna via brieven de bisschoppen bevolen de bisdommen en abdijen in bezit te nemen, de inquisitie in te stellen en de ordonnantie van het Concilie van Twente op te volgen. Deze ordonnantie is in vele opzichten strijdig met de privileges van dit land.
Toen dit alles het volk ter ore kwam, ontstond er grote beroering en nam de genegenheid af die men als goede onderdanen steeds gevoeld had voor de Spaanse koning en diens voorgangers. Dit was in het bijzonder het gevolg van het feit dat hij niet alleen de bevolking onderdrukte, maar zich bovendien schuldig maakte aan geloofsvervolging. Terwijl het volk juist altijd heeft gemeend dat men zich in dezen slechts tegenover God behoeft te verantwoorden.
Uit mededogen met het volk hebben de meest vooraanstaande edelen in 1566 een remonstrantie aangeboden, waarin zij de koning verzoeken om een gematigder optreden, in het bijzonder ten aanzien van de geloofsvervolging, ten einde een opstand van het volk te voorkomen.
De edelen hoopten dat hij op die manier als een goedertieren vorst de liefde en genegenheid voor zijn onderdanen zou tonen. Ten einde de koning duidelijk te maken hoe noodzakelijk het was voor ons welzijn en de rust in het land om dergelijke maatregelen achterwege te laten en de geloofsvervolging af te zwakken, hebben de hertogin van Parma, de Raad van State en de Staten-Generaal twee gezanten naar Spanje afgevaardigd, namelijk de markies van Bergen en de baron van Montigny. In plaats van gehoor te geven aan het protest en de nood te lenigen heeft de koning, daartoe opgeruid door de Spaanse Raad, de personen die de remonstrantie hebben ingediend, beschuldigd van majesteitsschennis. Bovendien heeft hij – in de veronderstelling verkerend dat hij ons land door de macht van Alva geheel en al had onderworpen – de genoemde gezanten gevangen genomen, gedood en hun bezittingen onteigend. Dit alles druist in tegen de rechten die zelfs door de meest wrede en tirannieke vorsten worden geëerbiedigd.
De beroering die in ons land was ontstaan, was door toedoen van de genoemde regenten en hun aanhang in 1566 gesust.
Velen, die zich hadden ingezet voor de onafhankelijkheid van dit land, zijn toen verjaagd of omgebracht. De koning had derhalve geen enkele reden om ons land aan te vallen. Toch wilde hij alle privileges van het land vernietigen en streefde hij ernaar als een tiran te kunnen heersen over dit land, zoals hij ook doet in Indië en in andere landen die hij onlangs heeft veroverd. Daarom ook heeft hij de hertog van Alva met een groot leger naar hier gestuurd.
Deze Alva is berucht wegens zijn wreedheid en is een van de grootste vijanden van dit land. Bij zijn komst werd hij vergezeld door een aantal gelijkgezinden die als adviseurs moesten dienen. Uit dit alles blijkt dat de koning weinig genegenheid voelt voor zijn goede onderdanen en handelt in strijd met de verplichtingen die hij als vorst, beschermer en herder dient na te komen. Al is hij hier eervol ontvangen door de arme inwoners, die van hem niets dan goedertierenheid verwachtten, zoals de koning dikwijls in zijn brieven had geveinsd; al had de koning de bedoeling om tot ieders genoegen in alles orde op zaken te stellen; ook al was er bij het vertrek van de hertog van Alva uit Spanje een vloot in gereedheid gebracht om hem uit te leiden en een in Zeeland om hem te verwelkomen (wat het land veel geld heeft gekost), ten einde de onderdanen te misleiden.
Toch heeft de hertog, die een vreemdeling is en niet van koninklijken bloede, terstond na zijn komst verklaard dat de koning hem benoemd had tot bevelhebber en landvoogd, hetgeen tegen de privileges en tradities indruist. Hij heeft zijn voornemens voldoende duidelijk gemaakt door terstond de belangrijkste steden en burchten te bezetten. Hij heeft kastelen en vestingen in de belangrijkste en machtigste steden gebouwd, ten einde deze steden in bedwang te houden. Hij heeft de meest vooraanstaande heren op last van de koning ontboden, onder het mom dat hij, in het belang van ons land, hun advies wilde inwinnen.
Degenen die aan zijn oproep gehoor gaven, heeft hij gevangen genomen en uit Brabant, waar zij gevangen zaten, weggevoerd. Hij heeft hen in staat van beschuldiging gesteld, hoewel hij niet de bevoegdheid had hen te berechten. Tenslotte heeft hij hen ter dood veroordeeld en in het openbaar terechtgesteld, zonder hen volledig te horen. De andere, (Stadhouder Willem van Oranje) die beter op de hoogte was van de schijnheiligheid van de Spanjaarden, hield zich buiten het land. Zijn bezittingen zijn in beslag genomen en hijzelf is vogelvrij verklaard.
Dit deed Alva ten einde te voorkomen dat de arme inwoners, al dan niet met behulp van vorsten die de onafhankelijkheid van dit land voorstaan, tegen het Spaanse gezag in opstand komen.
Hij heeft nog talloze andere edelen en vooraanstaande burgers om het leven gebracht of verjaagd met het doel beslag te kunnen leggen op hun goederen.
Aan vrouwen en kinderen wordt veel overlast bezorgd door Spaanse soldaten die in hun huizen in garnizoen liggen. De inwoners worden gedwongen tot het betalen van allerlei belastingen. Ze worden gedwongen nieuwe kastelen te bouwen en de steden te voorzien van vestingwerken, die dienen voor hun eigen onderdrukking. Men wordt gekweld doordat men de honderdste, twintigste en tiende penningen moet opbrengen, waarmee de soldaten worden betaald. Deze soldaten zijn zowel Spanjaarden als mensen die hij uit ons volk heeft gerekruteerd.
Alva zet hen in tegen hun landgenoten en tegen degenen die met gevaar voor eigen leven de onafhankelijkheid van het land verdedigen. Dit alles deed hij om ervoor te zorgen dat de onderdanen geen enkel middel overbleef om zijn plannen te dwarsbomen, zodat hij de opdracht die hij in Spanje had gekregen, namelijk het land te behandelen als veroverd gebied, des te beter kon uitvoeren.
Hij heeft ook in de belangrijkste plaatsen de rechtsorde aangepast aan de Spaanse gewoonten en daarmee de privileges van dit land geschonden.
Hij heeft nieuwe raden in het leven geroepen en tenslotte de tiende penning ingesteld voor de handel en nijverheid, waarmee hij ons land, dat volledig op handel en nijverheid is aangewezen, naar de ondergang heeft gevoerd. Dit alles heeft hij gedaan ondanks de talloze remonstranties die door elk gewest afzonderlijk en door het land als geheel bij hem zijn ingediend.
Alva zou deze maatregel ook met geweld hebben doorgevoerd, ware het niet dat Holland en Zeeland door toedoen van de Prins van Oranje, diverse edelen en andere rechtschapen inwoners, zich onmiddellijk tegen hem hadden gekeerd en zich aan de zijde van de prins hadden geschaard.
Later heeft de Spaanse koning landvoogd Requesens naar deze landen gestuurd om de tirannie van Alva met bedekte middelen voort te zetten. Alva en Requesens hebben getracht Holland en Zeeland te onderwerpen door de andere provinciën, die ze reeds in hun macht hadden, daarbij in te schakelen.
Requesens heeft, onder het mom van muiterij tegen zijn persoon, Spaanse soldaten in Antwerpen gelegerd. Zij hebben daar zes weken op kosten van de burgerij geleefd en Requesens heeft de bevolking gedwongen de door hem geëiste soldij, in totaal vierhonderdduizend gulden bedragende, op te brengen, ten einde verlost te worden van het Spaanse geweld. Daarna heeft hij deze soldaten opgedragen verder ten strijde te trekken. Hij wilde eerst Brussel innemen om vanuit de residentie van de prins te kunnen opereren. Toen het leger daar niet in slaagde, heeft hij de stad Aalst en vervolgens Maastricht overmeesterd. Daarna hebben de soldaten Antwerpen overvallen en geplunderd, ze hebben er moorden gepleegd en brand gesticht. De meest tirannieke en wrede vijanden van het land zouden het niet erger hebben kunnen doen.
Ze hebben niet alleen enorme schade toegebracht aan de arme bevolking, maar ook aan alle naties die in Antwerpen handelsbelangen hadden.
Na de dood van Requesens heeft de Raad van State op last van de Spaanse koning het bestuur over dit land aanvaard. Deze Raad heeft in het bijzijn van Jeronimo de Roda de Spanjaarden tot vijanden van het land verklaard. Niettemin is deze Roda, krach*tens zijn autoriteit of krachtens een geheime instructie uit Spanje, aanvoerder geworden van de Spanjaarden. Buiten de Raad van State om beroept hij zich op de naam en het gezag van de koning, vervalst hij diens zegel en gedraagt hij zich in het openbaar als landvoogd en plaatsvervanger van de koning. Dit vormde voor de Staten de reden om met de Prins en de Staten van Holland en Zeeland een verbond te sluiten ten einde de Spaanse vijand eensgezind te bestrijden en te verdrijven. Dit verbond is door de Raad van State goedgekeurd.
De Staten hebben, als goede onderdanen, na diverse nederige remonstranties, de Spaanse koning verzocht het onheil dat reeds geschied was en nog stond te geschieden, onder ogen te zien. Ook is hem gesmeekt de Spanjaarden uit ons land te laten vertrekken en degenen te straffen die de ondergang van de belangrijkste steden hadden bewerkstelligd en andere vormen van groot overlast hadden veroorzaakt. Dit is hem verzocht als troost voor hen die geleden hebben en als voorbeeld voor anderen.
De koning reageerde door te stellen dat dit alles tegen zijn wil was geschied, dat hij zou straffen met de dood en de rust in het land zou herstellen, zoals dat een goedertieren vorst betaamt. Hij heeft nochtans geen recht gesproken of straffen opgelegd. Integendeel, alles bleek te zijn geschied met toestemming van de koning en de Spaanse Raad. Uit onderschepte brieven is gebleken dat de koning aan Roda en anderen geschreven heeft dat hij niet alleen hun daden goedkeurde, maar hen prees en beloofde hen te zullen belonen. In het bijzonder Roda werd geprezen om zijn bijzondere diensten, hetgeen de koning hem en zijn dienaren duidelijk heeft doen blijken.
In dezelfde tijd heeft de koning zijn bastaardbroer don Juan van Oostenrijk naar ons land gestuurd als ware hij van zijn bloede.
Dit heeft hij gedaan om de ogen van de onderdanen nog meer te verblinden.
Deze don Juan van Oostenrijk wendde voor de Pacificatie van Gent goed te keuren, de bevoegdheden van de Staten te respecteren, de Spanjaarden te doen vertrekken, de aanstichters van het geweld te straffen en de rust en onafhankelijkheid te herstellen. In werkelijkheid probeerde hij de Staten te ontbinden en het ene gewest na het andere te onderwerpen.
Dit is kort daarna, door de kracht van God, die alle tirannie haat, ontdekt door middel van onderschepte brieven, waaruit bleek dat hij van de koning opdracht had gekregen de orders van Roda op te volgen.
Om alle schijn van samenspanning te vermijden werd hem elk contact met Roda verboden.
Hij kreeg voorts de opdracht zich vreedzaam te gedragen tegenover de vooraanstaande edelen en hen voor zich te winnen. Dit moest hij blijven doen tot hij Holland en Zeeland in zijn macht had, om vervolgens met de andere gewesten te kunnen doen wat hij wilde.
Don Juan van Oostenrijk had tegenover de Staten gezworen de Pacificatie van Gent en het Eeuwig Edict te eerbiedigen. Niettemin heeft hij met alle middelen geprobeerd de Nederlandse soldaten, die destijds de belangrijkste vestingen en steden bezet hadden, met grote beloften voor zich te winnen, ten einde deze te kunnen veroveren. Op die manier had hij de meeste soldaten al voor zich gewonnen en het grootste deel van de steden in zijn macht gekregen.
Aldus probeerde hij degenen die zich zouden willen onttrekken aan de oorlog tegen de Prins en de gewesten Holland en Zeeland, te dwingen de wapens op te nemen. Dit alles zou een burgeroorlog tot gevolg hebben, wreder dan welke oorlog dan ook. Deze oorlog brak uit vóór hij zijn voornemens had uitgevoerd.
Aangezien deze oorlog niet het door hem beoogde resultaat had, is hij een nieuwe oorlog begonnen, die nog steeds voortduurt. Dit alles is geschied ondanks het feit dat hij bij zijn komst de mond vol had van vrede.
Het voorafgaande heeft ons afdoende wettige aanleiding gegeven om de Koning van Spanje af te zweren en een andere machtige en goedertieren vorst te ontbieden om ons land te beschermen. Ons land heeft al meer dan twintig jaar in chaos verkeerd en is door zijn koning in de steek gelaten. We zijn niet behandeld als onderdanen, maar als vijanden, die proberen hun eigen vorst op gewelddadige wijze ten val te brengen.
Na het overlijden van don Juan van Oostenrijk heeft de baron van Selles duidelijk verklaard de Pacificatie van Gent, die don Juan van Oostenrijk gezworen had, niet te willen erkennen. Hij heeft dan ook voortdurend strengere eisen voorgesteld. Steeds hebben we door middel van remonstranties en met tussenkomst van de belangrijkste vorsten uit de christenheid geprobeerd tot een overeenkomst met de koning te komen.
Onlangs zijn onze gezanten bijeen geweest in Keulen, in de hoop door bemiddeling van de keizer en de keurvorsten de vrede en enige vrijheid, met name op religieus gebied, te bewerkstelligen. De ervaring heeft ons geleerd dat we met remonstranties en onderhandelingen bij de koning niets kunnen bereiken, aangezien deze slechts misbruikt worden om tweedracht in het land te zaaien. Door deze tweedracht kan hij des te gemakkelijker ons land onderwerpen en met de grootst mogelijke agressie zijn voornemens uitvoeren.
Later is zijn agressieve houding wel gebleken uit de banvloek die de koning heeft uitgesproken, waarin hij ons en alle inwoners die zich inzetten voor de Verenigde Nederlanden voor rebellen verklaart. Daardoor hebben wij ons leven en onze goederen verbeurd. Op het leven van de prins heeft hij bovendien een grote som geld gezet. Dit alles heeft als doel om ons tot wanhoop te drijven en alom gehaat te maken en tenslotte de handel lam te leggen.
Wij hebben dan ook de hoop op verzoening volledig opgegeven en zijn verder van elke hulp verstoken. Noodgedwongen hebben we andere middelen gehanteerd om de rechten, privileges, tradities en vrijheden van het vaderland te beschermen. Dit was noodzakelijk om het leven en de eer van vrouwen, kinderen en nageslacht veilig te stellen en om te voorkomen dat ze slaven zouden worden van de Spanjaarden. We hebben dan ook met recht de Spaanse koning afgezworen.
Op grond van de voorafgaande overwegingen en door de nood gedwongen zijn we overeengekomen de koning van Spanje krachtens het recht vervallen te verklaren van zijn rechten ten aanzien van ons land. Van nu af aan zullen we hem niet meer moeien in kwesties betreffende deze landen. Ook zullen wij zijn titel als vorst niet meer gebruiken of toestaan dat iemand deze gebruikt. We hebben dienovereenkomstig de ambtenaren, rechters, ambachtsheren, leenmannen en alle andere inwoners van dit land ontslagen van de eed die zij aan de koning van Spanje hebben gezworen.
De meeste gewesten in dit land hebben het gezag geaccepteerd van de hertog van Anjou; aartshertog Matthias heeft de landvoogdij neergelegd, hetgeen door ons is aanvaard. We eisen dan ook dat niemand voortaan de naam, de titel en het zegel van de Spaanse koning meer zal gebruiken. Tevens hebben we aan alle landen opgedragen om de titel en naam van de landsheer en de Landraad te voeren, zolang de hertog van Anjou nog niet is gearriveerd.
Tot het moment dat de landsheer en de Landraad in functie zijn, dienen zij onze naam te voeren. In Holland en Zeeland zal men ressorteren onder de prins van Oranje en de Staten van Holland en Zeeland tot de tijd dat de Landraad zal zijn ingesteld.
Daarna zullen ze zich voegen naar de orders van de Landraad en de hertog van Anjou.
Men zal in aangelegenheden betreffende de landsregering – waarmee de Landraad zal worden belast – niet meer het zegel van de Spaanse koning gebruiken. In zaken die het gewestelijk bestuur raken zal door de gewestelijke en andere raden de naam en het zegel van het betreffende gewest worden gebruikt. Alle brieven en bescheiden die niet aan deze voorwaarden voldoen, zullen nietig verklaard worden. Ten einde dit alles beter te kunnen realiseren, bevelen we dat heden alle zegels van de koning van Spanje ingeleverd worden bij de Staten of bij degenen die door de Staten daarmee zijn belast, op straffe van arbitrale correctie.
Wij bevelen bovendien dat in geen enkele munt de naam, de titel of het wapen van de koning van Spanje geslagen zal worden. Alleen de muntslag en de vorm, die door ons vastgesteld zullen worden voor een nieuwe gouden en zilveren penning, mogen worden toegepast.
Voorts bevelen wij alle bestuurders in dit land zich te beschouwen als omslagen van de eed die zij de Spaanse koning hebben gezworen. Voortaan zijn zij slechts verantwoording verschuldigd aan de Staten of verplicht een nieuwe eed te zweren aan hun speciale gevolmachtigde. Daarmee zweren zij ons trouw tegen de Spaanse koning en zijn aanhangers, overeenkomstig de verklaring die is opgesteld door de Staten-Generaal.
De bestuurders van de gewesten die met de komst van de hertog van Anjou hebben ingestemd, zullen tot de komst van de hertog in hun ambt worden gehandhaafd.
De bestuurders van de gewesten die de hertog niet accepteren, zullen uit hun ambt worden ontheven. Er zal worden nagegaan of hun opvolgers de privileges van het land hebben ge*schonden dan wel zich aan onbetamelijk gedrag hebben schuldig gemaakt.
Aan alle bewindvoerders en hun plaatsvervangers verzoeken we dringend deze ordonnantie in hun gehele rechtsgebied af te kondigen, zodat niemand kan voorwenden niet op de hoogte te zijn.
We dringen erop aan deze ordonnantie volledig te doen navolgen en de overtreders onverwijld te straffen; immers, dit alles hebben wij gedaan in het belang van het land. Aan alle betrokkenen geven we de bevoegdheid en de opdracht om bestraffend op te treden.
Aan deze oorkonde hebben wij ons zegel bevestigd.
Aangeboden in onze vergadering te ‘s-Gravenhage, 26 juli 1581, ter ordonnantie van de Staten.
Was getekend, J. van Asseliers
Bron: http://www.theapricity.com/ forum/showthread.php?2323- Plakkaat-van-Verlatinghe-( 1581)
26 Juli 1581
In de Staten-Generaal
Integrale vertaling naar modern Nederlands.
De leden van de Staten-Generaal van de Verenigde Nederlanden groeten allen, die dit zullen zien of horen voorlezen, en laten weten:
Het is aan ieder bekend dat een vorst, als dienaar van God, geacht wordt zijn onderdanen te beschermen tegen alle onrecht, overlast en geweld, zoals een herder zijn schapen beschermt.
De onderdanen zijn niet door God geschapen om de vorst in alles wat hij beveelt onderdanig te zijn en hem als slaven te dienen.
De vorst regeert bij de gratie van zijn onderdanen en moet met recht en reden over hen regeren, hen beschermen en liefhebben zoals een vader zijn kinderen liefheeft en zoals een herder met hart en ziel zijn schapen beschermt.
Als een vorst zijn plichten niet nakomt, maar, in plaats van zijn onderdanen te beschermen, hen probeert te onderdrukken als slaven, dan is hij geen vorst, maar een tiran. In dat geval mogen zijn onderdanen, na beraadslaging in de Staten-Generaal, hem afzweren en een andere leider kiezen.
Dit recht hebben zij te meer als ze hun vorst niet met vreedzame middelen van zijn tirannieke neigingen hebben kunnen genezen. In dat geval hebben ze geen andere middelen om hun natuurlijke vrijheid, waarvoor men zich met hart en ziel dient in te zetten, veilig te stellen. Daar* van zijn diverse voorbeelden bekend uit andere landen en andere tijden.
In het bijzonder in ons land moeten onderdanen hun eigen vrijheid veiligstellen, aangezien zij hier altijd geregeerd zijn krachtens de eed die door de vorst bij zijn intrede wordt gezworen.
De vorst wordt ook beëdigd onder de voorwaarde dat hij uit zijn ambt wordt ontheven in geval van schending van de eed.
De koning van Spanje heeft na het overlijden van keizer Karel V de Nederlanden geërfd. Hij heeft zich niets aangetrokken van de diensten, die hem door ons zijn bewezen. Voor deze diensten heeft hij zeer loffelijke overwinningen op zijn vijand behaald, die hem in de hele wereld een grote naam hebben bezorgd. Hij heeft eveneens de vermaningen van de keizer in de wind geslagen en heeft daarentegen gehoor gegeven aan het bevel van de Spaanse Raad.
Deze Raad had niet de macht om over deze landen te regeren, zoals over de koninkrijken Napels, Sicilië en andere, die onder gezag van de koning staan; maar aangezien de meeste leden van deze Raad de rijkdom en macht van ons land kenden, stonden ze afgunstig tegenover ons en hebben ze de macht naar zich toegetrokken.
De Spaanse Raad (of enkele van de belangrijkste leden) heeft de koning verscheidene malen voor ogen gehouden dat het voor zijn reputatie en waardigheid beter is ons land te veroveren, ten einde als absoluut vorst te kunnen regeren, hetgeen betekent: onderdrukken.
Dat zou, volgens de Spaanse Raad, beter zijn dan te moeten regeren met de beperkingen die hij zich op grond van zijn eed moest opleggen. De koning heeft het bevel van de Spaanse Raad opgevolgd en heeft ons land beroofd van de onafhankelijkheid en overgeleverd aan de slavernij, onder het gezag van de Spanjaarden.
De koning heeft eerst, zogenaamd om de Hervorming terug te dringen, in de belangrijkste en machtigste steden nieuwe bisschoppen willen aanstellen; hij heeft hun de rijkste abdijen willen schenken en negen kanunniken aan hen willen toevoegen, die deel zouden uitmaken van zijn Raad en van wie er drie belast zouden worden met de inquisitie.
Door deze incorporatie zouden de bisschoppen, die zowel buitenlanders als Nederlanders mochten zijn, de belangrijkste zetels hebben ingenomen in de Staten-Generaal. Bovendien zouden ze geheel en al de koning hebben gehoorzaamd en gediend.
De Spaanse inquisitie is hier, zoals iedereen weet, altijd een verschrikking geweest. Vandaar dat de keizer deze destijds op ons verzoek heeft afgeschaft, waaruit blijkt dat hij zijn onderdanen liefhad. Diverse remonstranties, die door afzonderlijke steden en provinciën, alsook door enkele vooraanstaande heren, namelijk Montigny en Egmond (die door de hertogin van Parma, destijds regentes, op aanraden van de Raad van State en de Staten-Generaal diverse keren naar Spanje werden gezonden) mondeling werden ingediend, hebben niets geholpen.
Hoewel de koning van Spanje zelf goede hoop had gegeven dat hij hun verzoeken zou inwilligen, heeft hij kort daarna via brieven de bisschoppen bevolen de bisdommen en abdijen in bezit te nemen, de inquisitie in te stellen en de ordonnantie van het Concilie van Twente op te volgen. Deze ordonnantie is in vele opzichten strijdig met de privileges van dit land.
Toen dit alles het volk ter ore kwam, ontstond er grote beroering en nam de genegenheid af die men als goede onderdanen steeds gevoeld had voor de Spaanse koning en diens voorgangers. Dit was in het bijzonder het gevolg van het feit dat hij niet alleen de bevolking onderdrukte, maar zich bovendien schuldig maakte aan geloofsvervolging. Terwijl het volk juist altijd heeft gemeend dat men zich in dezen slechts tegenover God behoeft te verantwoorden.
Uit mededogen met het volk hebben de meest vooraanstaande edelen in 1566 een remonstrantie aangeboden, waarin zij de koning verzoeken om een gematigder optreden, in het bijzonder ten aanzien van de geloofsvervolging, ten einde een opstand van het volk te voorkomen.
De edelen hoopten dat hij op die manier als een goedertieren vorst de liefde en genegenheid voor zijn onderdanen zou tonen. Ten einde de koning duidelijk te maken hoe noodzakelijk het was voor ons welzijn en de rust in het land om dergelijke maatregelen achterwege te laten en de geloofsvervolging af te zwakken, hebben de hertogin van Parma, de Raad van State en de Staten-Generaal twee gezanten naar Spanje afgevaardigd, namelijk de markies van Bergen en de baron van Montigny. In plaats van gehoor te geven aan het protest en de nood te lenigen heeft de koning, daartoe opgeruid door de Spaanse Raad, de personen die de remonstrantie hebben ingediend, beschuldigd van majesteitsschennis. Bovendien heeft hij – in de veronderstelling verkerend dat hij ons land door de macht van Alva geheel en al had onderworpen – de genoemde gezanten gevangen genomen, gedood en hun bezittingen onteigend. Dit alles druist in tegen de rechten die zelfs door de meest wrede en tirannieke vorsten worden geëerbiedigd.
De beroering die in ons land was ontstaan, was door toedoen van de genoemde regenten en hun aanhang in 1566 gesust.
Velen, die zich hadden ingezet voor de onafhankelijkheid van dit land, zijn toen verjaagd of omgebracht. De koning had derhalve geen enkele reden om ons land aan te vallen. Toch wilde hij alle privileges van het land vernietigen en streefde hij ernaar als een tiran te kunnen heersen over dit land, zoals hij ook doet in Indië en in andere landen die hij onlangs heeft veroverd. Daarom ook heeft hij de hertog van Alva met een groot leger naar hier gestuurd.
Deze Alva is berucht wegens zijn wreedheid en is een van de grootste vijanden van dit land. Bij zijn komst werd hij vergezeld door een aantal gelijkgezinden die als adviseurs moesten dienen. Uit dit alles blijkt dat de koning weinig genegenheid voelt voor zijn goede onderdanen en handelt in strijd met de verplichtingen die hij als vorst, beschermer en herder dient na te komen. Al is hij hier eervol ontvangen door de arme inwoners, die van hem niets dan goedertierenheid verwachtten, zoals de koning dikwijls in zijn brieven had geveinsd; al had de koning de bedoeling om tot ieders genoegen in alles orde op zaken te stellen; ook al was er bij het vertrek van de hertog van Alva uit Spanje een vloot in gereedheid gebracht om hem uit te leiden en een in Zeeland om hem te verwelkomen (wat het land veel geld heeft gekost), ten einde de onderdanen te misleiden.
Toch heeft de hertog, die een vreemdeling is en niet van koninklijken bloede, terstond na zijn komst verklaard dat de koning hem benoemd had tot bevelhebber en landvoogd, hetgeen tegen de privileges en tradities indruist. Hij heeft zijn voornemens voldoende duidelijk gemaakt door terstond de belangrijkste steden en burchten te bezetten. Hij heeft kastelen en vestingen in de belangrijkste en machtigste steden gebouwd, ten einde deze steden in bedwang te houden. Hij heeft de meest vooraanstaande heren op last van de koning ontboden, onder het mom dat hij, in het belang van ons land, hun advies wilde inwinnen.
Degenen die aan zijn oproep gehoor gaven, heeft hij gevangen genomen en uit Brabant, waar zij gevangen zaten, weggevoerd. Hij heeft hen in staat van beschuldiging gesteld, hoewel hij niet de bevoegdheid had hen te berechten. Tenslotte heeft hij hen ter dood veroordeeld en in het openbaar terechtgesteld, zonder hen volledig te horen. De andere, (Stadhouder Willem van Oranje) die beter op de hoogte was van de schijnheiligheid van de Spanjaarden, hield zich buiten het land. Zijn bezittingen zijn in beslag genomen en hijzelf is vogelvrij verklaard.
Dit deed Alva ten einde te voorkomen dat de arme inwoners, al dan niet met behulp van vorsten die de onafhankelijkheid van dit land voorstaan, tegen het Spaanse gezag in opstand komen.
Hij heeft nog talloze andere edelen en vooraanstaande burgers om het leven gebracht of verjaagd met het doel beslag te kunnen leggen op hun goederen.
Aan vrouwen en kinderen wordt veel overlast bezorgd door Spaanse soldaten die in hun huizen in garnizoen liggen. De inwoners worden gedwongen tot het betalen van allerlei belastingen. Ze worden gedwongen nieuwe kastelen te bouwen en de steden te voorzien van vestingwerken, die dienen voor hun eigen onderdrukking. Men wordt gekweld doordat men de honderdste, twintigste en tiende penningen moet opbrengen, waarmee de soldaten worden betaald. Deze soldaten zijn zowel Spanjaarden als mensen die hij uit ons volk heeft gerekruteerd.
Alva zet hen in tegen hun landgenoten en tegen degenen die met gevaar voor eigen leven de onafhankelijkheid van het land verdedigen. Dit alles deed hij om ervoor te zorgen dat de onderdanen geen enkel middel overbleef om zijn plannen te dwarsbomen, zodat hij de opdracht die hij in Spanje had gekregen, namelijk het land te behandelen als veroverd gebied, des te beter kon uitvoeren.
Hij heeft ook in de belangrijkste plaatsen de rechtsorde aangepast aan de Spaanse gewoonten en daarmee de privileges van dit land geschonden.
Hij heeft nieuwe raden in het leven geroepen en tenslotte de tiende penning ingesteld voor de handel en nijverheid, waarmee hij ons land, dat volledig op handel en nijverheid is aangewezen, naar de ondergang heeft gevoerd. Dit alles heeft hij gedaan ondanks de talloze remonstranties die door elk gewest afzonderlijk en door het land als geheel bij hem zijn ingediend.
Alva zou deze maatregel ook met geweld hebben doorgevoerd, ware het niet dat Holland en Zeeland door toedoen van de Prins van Oranje, diverse edelen en andere rechtschapen inwoners, zich onmiddellijk tegen hem hadden gekeerd en zich aan de zijde van de prins hadden geschaard.
Later heeft de Spaanse koning landvoogd Requesens naar deze landen gestuurd om de tirannie van Alva met bedekte middelen voort te zetten. Alva en Requesens hebben getracht Holland en Zeeland te onderwerpen door de andere provinciën, die ze reeds in hun macht hadden, daarbij in te schakelen.
Requesens heeft, onder het mom van muiterij tegen zijn persoon, Spaanse soldaten in Antwerpen gelegerd. Zij hebben daar zes weken op kosten van de burgerij geleefd en Requesens heeft de bevolking gedwongen de door hem geëiste soldij, in totaal vierhonderdduizend gulden bedragende, op te brengen, ten einde verlost te worden van het Spaanse geweld. Daarna heeft hij deze soldaten opgedragen verder ten strijde te trekken. Hij wilde eerst Brussel innemen om vanuit de residentie van de prins te kunnen opereren. Toen het leger daar niet in slaagde, heeft hij de stad Aalst en vervolgens Maastricht overmeesterd. Daarna hebben de soldaten Antwerpen overvallen en geplunderd, ze hebben er moorden gepleegd en brand gesticht. De meest tirannieke en wrede vijanden van het land zouden het niet erger hebben kunnen doen.
Ze hebben niet alleen enorme schade toegebracht aan de arme bevolking, maar ook aan alle naties die in Antwerpen handelsbelangen hadden.
Na de dood van Requesens heeft de Raad van State op last van de Spaanse koning het bestuur over dit land aanvaard. Deze Raad heeft in het bijzijn van Jeronimo de Roda de Spanjaarden tot vijanden van het land verklaard. Niettemin is deze Roda, krach*tens zijn autoriteit of krachtens een geheime instructie uit Spanje, aanvoerder geworden van de Spanjaarden. Buiten de Raad van State om beroept hij zich op de naam en het gezag van de koning, vervalst hij diens zegel en gedraagt hij zich in het openbaar als landvoogd en plaatsvervanger van de koning. Dit vormde voor de Staten de reden om met de Prins en de Staten van Holland en Zeeland een verbond te sluiten ten einde de Spaanse vijand eensgezind te bestrijden en te verdrijven. Dit verbond is door de Raad van State goedgekeurd.
De Staten hebben, als goede onderdanen, na diverse nederige remonstranties, de Spaanse koning verzocht het onheil dat reeds geschied was en nog stond te geschieden, onder ogen te zien. Ook is hem gesmeekt de Spanjaarden uit ons land te laten vertrekken en degenen te straffen die de ondergang van de belangrijkste steden hadden bewerkstelligd en andere vormen van groot overlast hadden veroorzaakt. Dit is hem verzocht als troost voor hen die geleden hebben en als voorbeeld voor anderen.
De koning reageerde door te stellen dat dit alles tegen zijn wil was geschied, dat hij zou straffen met de dood en de rust in het land zou herstellen, zoals dat een goedertieren vorst betaamt. Hij heeft nochtans geen recht gesproken of straffen opgelegd. Integendeel, alles bleek te zijn geschied met toestemming van de koning en de Spaanse Raad. Uit onderschepte brieven is gebleken dat de koning aan Roda en anderen geschreven heeft dat hij niet alleen hun daden goedkeurde, maar hen prees en beloofde hen te zullen belonen. In het bijzonder Roda werd geprezen om zijn bijzondere diensten, hetgeen de koning hem en zijn dienaren duidelijk heeft doen blijken.
In dezelfde tijd heeft de koning zijn bastaardbroer don Juan van Oostenrijk naar ons land gestuurd als ware hij van zijn bloede.
Dit heeft hij gedaan om de ogen van de onderdanen nog meer te verblinden.
Deze don Juan van Oostenrijk wendde voor de Pacificatie van Gent goed te keuren, de bevoegdheden van de Staten te respecteren, de Spanjaarden te doen vertrekken, de aanstichters van het geweld te straffen en de rust en onafhankelijkheid te herstellen. In werkelijkheid probeerde hij de Staten te ontbinden en het ene gewest na het andere te onderwerpen.
Dit is kort daarna, door de kracht van God, die alle tirannie haat, ontdekt door middel van onderschepte brieven, waaruit bleek dat hij van de koning opdracht had gekregen de orders van Roda op te volgen.
Om alle schijn van samenspanning te vermijden werd hem elk contact met Roda verboden.
Hij kreeg voorts de opdracht zich vreedzaam te gedragen tegenover de vooraanstaande edelen en hen voor zich te winnen. Dit moest hij blijven doen tot hij Holland en Zeeland in zijn macht had, om vervolgens met de andere gewesten te kunnen doen wat hij wilde.
Don Juan van Oostenrijk had tegenover de Staten gezworen de Pacificatie van Gent en het Eeuwig Edict te eerbiedigen. Niettemin heeft hij met alle middelen geprobeerd de Nederlandse soldaten, die destijds de belangrijkste vestingen en steden bezet hadden, met grote beloften voor zich te winnen, ten einde deze te kunnen veroveren. Op die manier had hij de meeste soldaten al voor zich gewonnen en het grootste deel van de steden in zijn macht gekregen.
Aldus probeerde hij degenen die zich zouden willen onttrekken aan de oorlog tegen de Prins en de gewesten Holland en Zeeland, te dwingen de wapens op te nemen. Dit alles zou een burgeroorlog tot gevolg hebben, wreder dan welke oorlog dan ook. Deze oorlog brak uit vóór hij zijn voornemens had uitgevoerd.
Aangezien deze oorlog niet het door hem beoogde resultaat had, is hij een nieuwe oorlog begonnen, die nog steeds voortduurt. Dit alles is geschied ondanks het feit dat hij bij zijn komst de mond vol had van vrede.
Het voorafgaande heeft ons afdoende wettige aanleiding gegeven om de Koning van Spanje af te zweren en een andere machtige en goedertieren vorst te ontbieden om ons land te beschermen. Ons land heeft al meer dan twintig jaar in chaos verkeerd en is door zijn koning in de steek gelaten. We zijn niet behandeld als onderdanen, maar als vijanden, die proberen hun eigen vorst op gewelddadige wijze ten val te brengen.
Na het overlijden van don Juan van Oostenrijk heeft de baron van Selles duidelijk verklaard de Pacificatie van Gent, die don Juan van Oostenrijk gezworen had, niet te willen erkennen. Hij heeft dan ook voortdurend strengere eisen voorgesteld. Steeds hebben we door middel van remonstranties en met tussenkomst van de belangrijkste vorsten uit de christenheid geprobeerd tot een overeenkomst met de koning te komen.
Onlangs zijn onze gezanten bijeen geweest in Keulen, in de hoop door bemiddeling van de keizer en de keurvorsten de vrede en enige vrijheid, met name op religieus gebied, te bewerkstelligen. De ervaring heeft ons geleerd dat we met remonstranties en onderhandelingen bij de koning niets kunnen bereiken, aangezien deze slechts misbruikt worden om tweedracht in het land te zaaien. Door deze tweedracht kan hij des te gemakkelijker ons land onderwerpen en met de grootst mogelijke agressie zijn voornemens uitvoeren.
Later is zijn agressieve houding wel gebleken uit de banvloek die de koning heeft uitgesproken, waarin hij ons en alle inwoners die zich inzetten voor de Verenigde Nederlanden voor rebellen verklaart. Daardoor hebben wij ons leven en onze goederen verbeurd. Op het leven van de prins heeft hij bovendien een grote som geld gezet. Dit alles heeft als doel om ons tot wanhoop te drijven en alom gehaat te maken en tenslotte de handel lam te leggen.
Wij hebben dan ook de hoop op verzoening volledig opgegeven en zijn verder van elke hulp verstoken. Noodgedwongen hebben we andere middelen gehanteerd om de rechten, privileges, tradities en vrijheden van het vaderland te beschermen. Dit was noodzakelijk om het leven en de eer van vrouwen, kinderen en nageslacht veilig te stellen en om te voorkomen dat ze slaven zouden worden van de Spanjaarden. We hebben dan ook met recht de Spaanse koning afgezworen.
Op grond van de voorafgaande overwegingen en door de nood gedwongen zijn we overeengekomen de koning van Spanje krachtens het recht vervallen te verklaren van zijn rechten ten aanzien van ons land. Van nu af aan zullen we hem niet meer moeien in kwesties betreffende deze landen. Ook zullen wij zijn titel als vorst niet meer gebruiken of toestaan dat iemand deze gebruikt. We hebben dienovereenkomstig de ambtenaren, rechters, ambachtsheren, leenmannen en alle andere inwoners van dit land ontslagen van de eed die zij aan de koning van Spanje hebben gezworen.
De meeste gewesten in dit land hebben het gezag geaccepteerd van de hertog van Anjou; aartshertog Matthias heeft de landvoogdij neergelegd, hetgeen door ons is aanvaard. We eisen dan ook dat niemand voortaan de naam, de titel en het zegel van de Spaanse koning meer zal gebruiken. Tevens hebben we aan alle landen opgedragen om de titel en naam van de landsheer en de Landraad te voeren, zolang de hertog van Anjou nog niet is gearriveerd.
Tot het moment dat de landsheer en de Landraad in functie zijn, dienen zij onze naam te voeren. In Holland en Zeeland zal men ressorteren onder de prins van Oranje en de Staten van Holland en Zeeland tot de tijd dat de Landraad zal zijn ingesteld.
Daarna zullen ze zich voegen naar de orders van de Landraad en de hertog van Anjou.
Men zal in aangelegenheden betreffende de landsregering – waarmee de Landraad zal worden belast – niet meer het zegel van de Spaanse koning gebruiken. In zaken die het gewestelijk bestuur raken zal door de gewestelijke en andere raden de naam en het zegel van het betreffende gewest worden gebruikt. Alle brieven en bescheiden die niet aan deze voorwaarden voldoen, zullen nietig verklaard worden. Ten einde dit alles beter te kunnen realiseren, bevelen we dat heden alle zegels van de koning van Spanje ingeleverd worden bij de Staten of bij degenen die door de Staten daarmee zijn belast, op straffe van arbitrale correctie.
Wij bevelen bovendien dat in geen enkele munt de naam, de titel of het wapen van de koning van Spanje geslagen zal worden. Alleen de muntslag en de vorm, die door ons vastgesteld zullen worden voor een nieuwe gouden en zilveren penning, mogen worden toegepast.
Voorts bevelen wij alle bestuurders in dit land zich te beschouwen als omslagen van de eed die zij de Spaanse koning hebben gezworen. Voortaan zijn zij slechts verantwoording verschuldigd aan de Staten of verplicht een nieuwe eed te zweren aan hun speciale gevolmachtigde. Daarmee zweren zij ons trouw tegen de Spaanse koning en zijn aanhangers, overeenkomstig de verklaring die is opgesteld door de Staten-Generaal.
De bestuurders van de gewesten die met de komst van de hertog van Anjou hebben ingestemd, zullen tot de komst van de hertog in hun ambt worden gehandhaafd.
De bestuurders van de gewesten die de hertog niet accepteren, zullen uit hun ambt worden ontheven. Er zal worden nagegaan of hun opvolgers de privileges van het land hebben ge*schonden dan wel zich aan onbetamelijk gedrag hebben schuldig gemaakt.
Aan alle bewindvoerders en hun plaatsvervangers verzoeken we dringend deze ordonnantie in hun gehele rechtsgebied af te kondigen, zodat niemand kan voorwenden niet op de hoogte te zijn.
We dringen erop aan deze ordonnantie volledig te doen navolgen en de overtreders onverwijld te straffen; immers, dit alles hebben wij gedaan in het belang van het land. Aan alle betrokkenen geven we de bevoegdheid en de opdracht om bestraffend op te treden.
Aan deze oorkonde hebben wij ons zegel bevestigd.
Aangeboden in onze vergadering te ‘s-Gravenhage, 26 juli 1581, ter ordonnantie van de Staten.
Was getekend, J. van Asseliers
Bron: http://www.theapricity.com/
Geen opmerkingen:
Een reactie posten