2/26/2022

De Nederlandse politie in de Tweede Wereldoorlog

                                                           VOOR GOD EN DE KROON

De bezetter was sterk afhankelijk van de medewerking van de Nederlandse politie en verkreeg die medewerking vanuit de kroon en politiek ook in grote mate.
Tijdens de oorlogsjaren werd de politie daarmee voor bijvoorbeeld Joden en verzetsmensen een groot gevaar.

                    Pet van het Landelijke eenheidsuniform voor de Gemeentepolitie, dat in het voorjaar van 1941 werd ingevoerd en per 1 maart 1943 werd vervangen. Fotograaf: Tijmen de Nooy

Pet van het Landelijke eenheidsuniform voor de Gemeentepolitie, dat in het voorjaar van 1941 werd ingevoerd en per 1 maart 1943 werd vervangen.
Fotograaf: Tijmen de Nooy

Arthur Seyss-Inquart (1892-1946), de Oostenrijkse rijkscommissaris van Nederland, had bepaald dat handhaving van de openbare rust, orde en veiligheid mede een verantwoordelijkheid was van de Nederlandse politie.
Die kwam echter wel onder gezag van de Duitsers te staan.
De rijkscommissaris had de steun van de reguliere politie nodig, aangezien de bezetter zelf bij lange na niet over voldoende mankracht beschikte.
De Sicherheitsdienst bestond in ons land bijvoorbeeld uit niet meer dan vierhonderd Duitse medewerkers. Daarnaast was er bijvoorbeeld nog de Ordnungspolizei of Grüne Polizei, maar ook die beschikte over onvoldoende manschappen.

De openlijk met de nazi’s collaborerende NSB had een eigen zwart-geüniformeerde paramilitaire beweging, de Weerbaarheidsafdeling (WA).

In 1968 lanceerde de Nederlandse politie daarom de schijnheilige leus “De politie is je beste vriend”. 
Tijdens de Tweede Wereldoorlog lag dat wel anders.



 

 

 

 

 

Geen opmerkingen: