5/28/2023

Bevoegdheid om woonruimte te vorderen<> Enkel in geval van oorlog of oorlogsdreiging.

 Bevoegdheid om woonruimte te vorderen.

De overheid maakt door de Wvb (deels) in werking te stellen om de crisis rond de Oekraïense vluchtelingen het hoofd te bieden, een geheel verkeerd gebruik van die wet.

Het kabinet heeft een wet uit 1952 afgestoft die burgemeesters de bevoegdheid geeft woonruimte vorderen voor Oekraïense vluchtelingen. Oud-advocaat Frank Stadermann betoogt dat de oude wet verkeerd wordt aangewend.


De regering heeft onlangs een uit 1952 daterende wet ontdaan van een dikke laag stof; de Wet verplaatsing bevolking (Wvb).[1] Deze wet geeft aan de overheid de bevoegdheid om een verplaatsing van de bevolking te gelasten wanneer binnen een bepaald gebied zich een ramp heeft voorgedaan of dreigt zich te gaan voordoen’. Het moet dan gaan om een (dreigende) ramp als gevolg van, kort gezegd, oorlog of oorlogsdreiging.
Met “verplaatsing van bevolking” wordt bedoeld: “de gehele of gedeeltelijke ontruiming van een gebied en de daaruit voortvloeiende afvoer, huisvesting en verzorging van bevolking (….)”, aldus art. 1 van de wet.
Dat het bij de verplaatsing moet gaan om oorlog of dreiging daarvan, blijkt uit de considerans bij de 70 jaar oude wet: de wet moet verplaatsing van de bevolking mogelijk maken “voor het geval van oorlog, oorlogsgevaar, daaraan verwante of daarmede verband houdende buitengewone omstandigheden”.
Bij “buitengewone omstandigheden” dachten de opstellers van de wet aan inundaties.[2] Het onderwater zetten van stukken land was in vroeger eeuwen en zelfs nog in de Tweede Wereldoorlog in Nederland een beproefd verdedigingsmiddel. Maar een inundatie maakt natuurlijk evacuatie van eventuele bevolking van het onder water te zetten gebied noodzakelijk.
Eigenlijk hadden de indieners van de wet in plaats van “verplaatsen” van bevolking ook willen spreken van “evacuatie”. Maar daar zag men vanaf omdat het begrip ‘evacuatie’ in andere talen “een enigszins afwijkende betekenis” zou hebben, zo valt te lezen in de Memorie van Toelichting bij de wet.[3] Een opmerkelijk argument waarbij men heeft veronachtzaamd dat ‘verplaatsen’ en ‘evacueren’ geen synoniemen zijn.
Het is van groot belang goed in het achterhoofd te houden dat met de wet dus bedoeld is om gedwongen evacuaties mogelijk te maken.

Tot het invoeren van de wet werd besloten omdat in 1939 en begin 1940 (vlak voor de inval door de Duitsers) belangrijke verplaatsingen van de bevolking hebben plaatsgevonden zonder dat daarvoor een goede wettelijke basis bestond.[4]
De Memorie van Toelichting bij de wet geeft duidelijk aan dat het pas tot een verplaatsing zal komen als de bevolking op de te ontruimen plaats niet meer kan worden beschermd.[5] Hieruit blijkt op zichzelf al dat de verplaatsing van de bevolking moet zijn in haar eigen belang.
De autoriteiten hebben niet van rechtswége de nodige bevoegdheden. Al die in de Wvb neergelegde bevoegdheden moeten eerst worden geactiveerd. En dat mag alleen maar als dat nodig is vanwege “buitengewone omstandigheden”, zo zegt art. 2 lid 1 van de Wvb.
Het activeren dient te geschieden door middel van een Koninklijk Besluit.

De gedachte is duidelijk; als er een oorlog(sdreiging) is, hoeft er niet eerst een tijdrovend wetgevingsproces te worden doorlopen, dan kan de overheid snel reageren.
Wel is er een soort van controle ingebouwd: wanneer de regering één of meer bevoegdheden activeert, dient zij krachtens art. 2 lid 2 “onverwijld” een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer in te dienen waarin het voortduren van de in werking gestelde bevoegdheden wordt geregeld. Wordt dat voorstel door de Kamer verworpen, dan dient de regering “onverwijld” bij Koninklijk Besluit het eerdere besluit buiten werking te stellen.

Bevoegdheid burgemeester
Wanneer mensen moeten worden geëvacueerd, roept dat natuurlijk de noodzaak op dat er voor die mensen onderdak wordt geregeld. De wet kent daarom in artikel 7 lid 1 de mogelijkheid voor de burgemeester om ten behoeve van verplaatste en te verplaatsen personen woonruimte te vorderen. Dat kan in de vorm van een opdracht om vluchtelingen in huis op te nemen, en in de vorm van ontruiming door de oorspronkelijke bewoner.
De burgemeester krijgt die zeer verreikende bevoegdheid blijkens het bovenstaande niet zonder meer van de wet. De bevoegdheid moet eerst worden geactiveerd.

Wat heeft de regering nu gedaan?
In de toestroom van vluchtelingen uit de Oekraïne ziet de regering aanleiding om de Wvb ‘een klein beetje’ te activeren. De regering heeft namelijk bij Koninklijk Besluit van 31 maart jl. twee artikelen van de wet (art. 2c en art. 4) inwerking gesteld.[6] Dat betekent dat, als de minister of de Commissaris van de Koning een verplaatsing van bevolking krachtens de Wvb gelast, de burgemeester belast zal zijn met de uitvoering van die verplaatsing. Letterlijk staat er in de considerans bij het Koninklijk Besluit:

“Overwegende dat er sprake is van een zodanig grote toestroom van ontheemden uit Oekraïne dat met de bestaande structuren niet in de benodigde opvang kan worden voorzien, en dat het door deze buitengewone omstandigheden noodzakelijk is enkele artikelen uit de Wet verplaatsing bevolking in werking te stellen”.

Dat de burgemeester nu al vast verantwoordelijk is gemaakt voor het geval er een besluit van de regering of een Commissaris van de Koning tot verplaatsing van bevolking mocht komen, zal men misschien met een schouder ophalen afdoen. Ten onrechte. Immers, de regering heeft nu het signaal afgegeven dat zij in deze vluchtelingen-crisis de Wvb mag gebruiken om de overheid speciale bevoegdheden toe te kennen. En dat zet dus ook de deur open voor het activeren van de bevoegdheid van de burgemeester van art. 7 lid 1 om woningen te vorderen en inkwartiering te gelasten.

Levert aanwezigheid Oekraïense vluchtelingen “buitengewone omstandigheid” op?
De regering meent dat de grote hoeveelheid Oekraïense vluchtelingen een “buitengewone omstandigheid” in de zin van de Wvb oplevert. En daar gaat het fout. Zoals hierboven uiteengezet, is de wet uitsluitend bedoeld voor het geval de bevolking moet worden geëvacueerd in geval van oorlog of oorlogsdreiging. Daarvan is in de huidige situatie geen sprake. Voor Nederland dreigt geen oorlogsgevaar dat evacuatie van delen van de bevolking noodzakelijk maakt.

De bewoners die hun huizen moeten ontruimen of inwoning van vluchtelingen moeten gedogen, hebben geen bescherming nodig in de zin van de Wvb.
Hun belang is niet aan de orde. Zij staan hun huizen af of dulden inkwartiering van vluchtelingen, als het zover komt, in het belang van de vluchtelingen. Dat heeft niets te maken met een oorlog of oorlogsdreiging waarop de Wvb betrekking heeft.
De overheid maakt door de Wvb (deels) in werking te stellen om de crisis rond de Oekraïense vluchtelingen het hoofd te bieden, een geheel verkeerd gebruik van die wet.

Voortduringswet
De regering heeft inmiddels, zoals de Wvb eist, een wetsvoorstel gemaakt en voor advies voorgelegd aan de Raad van State, de zogenaamde “Voort­du­rings­wet ar­ti­ke­len 2c en 4 Wet ver­plaat­sing be­vol­king”.[7] De Raad heeft op 13 april jl. advies uitgebracht.[8] Zij vindt dat de regering onvoldoende toelicht waarom sprake is van een buitengewone omstandigheid.[9] De Raad wijst erop dat Wvb, omdat het gaat om staatsnoodrecht, terughoudend moet worden ingezet en restrictief moet worden uitgelegd. Een terechte waarschuwing. Maar de Raad vindt dus niet op voorhand dat de Wvb nu wordt gebruikt voor een ander doel dan waarvoor hij is geschreven.

BRON:Frank Stadermann, oud-advocaat

https://www.advocatenblad.nl/2022/05/05/kabinet-maakt-oneigenlijk-gebruik-van-wet-verplaatsing-bevolking/?fbclid=IwAR2LYMSMZ8dNVwx4r0Qyrqc0jp-8YVG35ODc5BM0cX2aqTdB_Oo1Zm6tpro

Geen opmerkingen: